‘Duindoornstruwelen’
Duindoornstruwelen kunnen ontwikkelen uit Helmduinvegetaties, mosduinen en graslanden bij afwezigheid van een geschikt onderhoudsbeheer. Door de stikstoffixatie in wortelknolletjes kan Duindoorn zich gemakkelijk vestigen op voedselarme zandbodem. De kruidlaag is meestal zeer ijl en soortenarm. Door spontane successie evolueert een duindoornstruweel naar duinbos met vooral Zomereik, Berk en Gewone esdoorn. Indien de standplaats te vochtig wordt verdwijnt Duindoorn en zal de vegetatie overgaan naar een Grauwe wilg- en Kruipwilgstgruweel.
Flora
De voorkomende plantensoorten in de kruidlaag zijn sterk afhankelijk van de vegetatie die de duindoornstruwelen voorafging. De meest voorkomende soorten zijn: Duindoorn(Hippophae rhamnoides), Wilde liguster(Ligustrum vulgare), Wegedoorn(Rhamnus cathartica), Rode komperfoelie(Lonicera xylosteum), Stijlroos(Rosa stylosa), Zuurbes(Berberis vulgaris), Ruig viooltje(Viola hirsuta).
Fauna
De rupsen van de Bastaardvlinder (komt voor in alle duinvegetaties) bouwen hun nesten aan de uiteinden van de Duindoorntwijgjes. In de meer vochtigere zones kan de Nauwe korfslak (Habitatrichtlijnsoort) worden teruggevonden. Wanneer in de buurt diepere poelen aanwezig zijn, vormt het duindoornstruweel een geschikt overwinteringsbiotoop voor de Kamsalamander. De uitbreiding van de struwelen zorgt in Vlaanderen voor een toename van het aantal broedvogelsoorten, waaronder de Nachtegaal die de laatste jaren in aantal sterk achteruitgaat. De vruchten van de duindoorn vormen een goede voedselbron voor doortrekkende of overwinterende zangvogels.
Beheer
Het onderhoud van duindoornstruwelen vraagt geen specifieke maatregelen. Een extensief graas- of maaibeheer en regelmatig kappen van bomen stimuleren de verjonging en verhinderen verdere successie naar een duinbos. Eventueel bestrijden van exoten.
Foto: Bas Vrins, Flickr.com