‘Duingraslanden’
Dit habitattype ontwikkelt op een zandbodem bij geringe zandstuiving. Het is te vinden in zo goed als alle duincomplexen in Vlaanderen, op zeer kleine oppervlakten. In een eerste overgangsfase maakt de Helmbegroeiing plaats voor soorten als Bleek dikkopmos, Purpersteeltje en Groot duinsterretje, dat meer en meer zal gaan domineren omgeven door soorten als Zanddoddegras, Zandhoornbloem, Ruw vergeet-mij-nietje,… In het volgend stadium wordt Gesnaveld klauwtjesmos dominant en ontstaan de pioniersgraslanden met o.a. Kruipend stalkruid en Rood zwenkgras. Goed ontwikkelde vormen van deze ‘grijze duinen’ zijn gevarieerd en soortenrijk. Dit type vegetatie kan ook ontstaan door een te intensief graas- of maaibeheer van een hogere vegetatie op zandbodem.
Flora
Kleverige reigersbek (Erodium glutinosum), Geel zonneroosje (Helianthemum nummularium), Zanddoddengras (Phleum areniarum), Voorjaarsganzerik(Potentilla neumanniana), Duinroos(Rosa pimpinellifolia), Kalkbedstro(Asperula cynanchica), Geel walstro(Galium verum), Duinfakkelgras(Koeleria albescens), Ruwe klaver( Trifolium scabrum), Walstrobremraap(Orobanche purpurea), Onderaardse klaver(Trifolium subterraneum), Zandblauwtje(Jasione montana), Viltganzerik(Potentilla argentea), Dwerggras(mibora minima), Zilverhaver(Aira caryphyllea)
Fauna
De voorkomende fauna is niet specifiek en komt in meestal ook in de naburige habitats voor. Zeldzame (zand)loopkevers zoals Harpalus vernalis en Calathus ambiguus, typisch voor schrale graslanden, zijn in Vlaanderen enkel nog in deze duinvegetatie te vinden. De Grofgeribde grasslak en Bolle duinslak komen eveneens voor in Helmveetaties. De vlindersoort Bruin blauwtje is een bijzondere soort die voorkomt in dit habitattype. Een typische, maar actueel zeer zeldzame vogel is de Tapuit.
Beheer
Instandhouding van de graslanden is slechts mogelijk indien er voldoende factoren aanwezig zijn om successie naar ruigte, struweel of bos tegen te gaan. Dit kan door een zeer extensief graas- of maaibeheer toe te passen. Wanneer er geen beheer wordt toegepast kan het grasland evolueren naar een vegetatie met Kruipwilg (Habitattype 2170) of Duindoren (Habitattype 2160). Kenmerkende soorten voor deze verruiging zijn o.a. Veldhondstong, Jakobskruiskruid, Grote brandnetel en Hondsdraf. Duingraslanden zijn zeer gevoelig aan eutrofiëring.
Foto: Staatsbosbeheer Texel (Nederland)