Goed ontwikkelde laagvenen behoren tot de soortenrijkste gemeenschappen van Vlaanderen. De vegetatie bestaat vooral uit grassen (bv. Zegge), (bruin)mossen en kruiden (bv. Orchideeën). De ondergrond wordt gevoed door kalkrijk grondwater dat voortdurend ververst wordt (verschil met overgangsvenen habitattype 7140) en reikt tot aan het maaiveld.
De kalkmoerassen kunnen voorkomen naast, of als overgang naar andere vegetatietypes zoals trilvenen (7140), blauwgraslanden (6410), broekbossen (91E0) en rietvegetaties. In Vlaanderen komen ze vooral voor in de Kempen. Een andere belangrijke vindplaats is het Torfbroek in de Brabantse leemstreek.
Foto: Ecopedia.be
Flora
Sleutelsoorten: Teer guichelheil (Anagallis tenella), Tweehuizige zegge (Carex dioica), Gele zegge (Carex flava), Schubzegge (Carex lepidocarpa), Vleeskleurige orchis (Dactylorhiza incarnata), Armbloemige waterbies (Eleocharis quinqueflora), Moeraswespenorchis (Epipactis palustris), Breed wollegras (Eriophorum latifolium), Alpenrus (Juncus alpinoarticulatus), Paddenrus (Juncus subnodulosus), Groenknolorchis (Liparis loeselii), Parnassia (Parnassia palustris), Knopbies (Schoenus nigricans)
Nevensoorten: Echt vetmos (Aneura pinguis), Veenknikmos (Bryum pseudotriquetrum), Tenger goudmos (Campyliadelphus elodes), Sterrengoudmos (Campylium stellatum), Blonde zegge (Carex hostiana), Vlozegge (Carex pulicaris), Kammos (Ctenidium molluscum), Groot vedermos (Fissidens adianthoides), Grote muggenorchis (Gymnadenia conopsea), Geel schorpioenmos (Hamatocaulis vernicosus), Geveerd diknerfmos (Palustriella commutata), Moeraskartelblad (Pedicularis palustris), Vierkantmos (Preissia quadrata), Wolfsklauwmos (Pseudocalliergon lycopodioides), Groen schorpioenmos (Scorpidium cossonii), Purper schorpioenmos (Scorpidium revolvens), Viltnerfmos (Tomentypnum nitens), Moeraszoutgras (Triglochin palustris)
Fauna
De ongewervelde fauna heeft veel soorten gemeen met de blauwgraslanden en de zeggevegetaties. De slakkenfauna is wel rijker vanwege de kalkbodem.
Beheer
Om verbossing tegen te gaan is een extensief maaibeheer (1 maal in zomer, 1 maal in nazomer) noodzakelijk. Plaggen (verwijderen van de bodemtoplaag 0-5cm) is een goed alternatief indien de vegetatie te nat is.
Daarnaast is een uitwendig beheer van groot belang en streeft naar het behoud van een goede grond- en waterkwaliteit. De vegetatie is zeer gevoelig voor eutrofiëring door inspoeling van landbouwbeststoffen, huishoudelijk afvalwater en atmosferische stikstofdepositie. De doorstroom van grondwater moet behouden worden. Eventuele blokkages die deze stroom verhinderen moeten verwijderd worden en ontwatering moet maximaal beperkt worden om verdroging tegen te gaan.
Bovenstaande verstoringen en een ongepast beheer leiden tot verruiging en vergrassing. Sneller groeiende soorten zoals Moerasstruisgras en Zwarte zegge zullen de kenmerkende soorten verdringen. Een strikte bescherming van het gebied tegen betreding is aangewezen.
Foto: Symbiosis, Alterra