Hoogvenen ontstaan uit drijvende verlandingsvegetaties op open water, natte bodems of in de buurt van vochtige heide. De drijvende veenlaag reikt meestal niet tot aan de minerale ondergrond en wordt vrijwel uitsluitend gevoed door regenwater. Hierdoor zijn veenmossen in staat te ontwikkelen boven een zeer voedselarme en zure bodem. De oppervlakte ervan is klein en de veenlaagdikte ligt tussen de 0.5 tot 2 meter. Door constante humusvorming van afgestorven veenmosresten komt het maaiveld steeds hoger te liggen. Hoogvenen komen voor in gebieden met een constant waterpeil (<30cm), meestal in de buurt van slenken met ondiep permanent stilstaand water. In Vlaanderen komen geen grote hoogvenen meer voor, kleine relicten zijn uiterst zeldzaam. Enkele Kempense gebieden bevatten wel vegetaties die sterk verwant zijn aan actief hoogveen (Onder de Berg te Maasmechelen, Vallei van de Zwarte Beek te Beeringen). Deze gebieden behoren tot habitattype 7140 (Overgangs- en trilveen) of 4010 (Vochtige heide). Indien de nauurlijke hydrologie van het veen verstoord is wordt dit ondergebracht onder Habitattype 7120 (verstoord hoogveen).
Flora
Sleutelsoorten: Lavendelhei (Andromeda polifolia), Eenarig wollegras (Eriophorum vaginatum), Kleine veenbes (Vaccinium oxycoccos)
Nevensoorten: Hogere planten: Ronde zonnedauw (Drosera rotundifolia), Witte snavelbies (Rhynchospora alba), Slijkzegge (Carex limosa), Veenbloembies (Scheuchzeria palustris)
Mossoorten: Kamveenmos (Sphagnum affine), Stijf veenmos (Sphagnum capillifolium), Bruin veenmos (Sphagnum fuscum), Hoogveenveenmos (Sphagnum magellanicum), Wrattig veenmos (Sphagnum papillosum), Rood veenmos (Sphagnum rubellum), Violet veenmos (Sphagnum russowii), Zacht veenmos (Sphagnum tenellum), Veenbuidelmos (Calypogeia sphagnicola), Glanzend maanmos (Cephalozia connivens), Fijn draadmos (Cephaloziella elachista), IJl stompmos (Cladopodiella fluitans), Gewoon spinragmos (Kurzia pauciflora), Hoogveenlevermos (Mylia anomala), Veendubbeltjesmos (Odontoschisma sphagni), Waterveenmos (Sphagnum cuspidatum), Dof veenmos (Sphagnum majus), Vijfrijig veenmos (Sphagnum pulchrum)
Fauna
Het habitattype wordt bewoont door een heel aantal diersoorten die zich aangepast hebben aan deze extreme leefomgeving. Deze (ongewervelde) soorten zijn door de zeldzaamheid en kwetsbaarheid van het habitat in Vlaanderen sterk bedreigd of reeds uitgestorven. De laatste waarnemingen van het Veenhooibeestje (dagvlinder) en Noorse glazenmaker (libel), specifieke hoogveensoorten, dateren van 1994. Ook onder de spinnen, loopkevers en aquatisch macrofauna zijn er diverse soorten die exclusief voorkomen in hoogvenen.
Beheer
De vegetatie van een actief hoogveen vraagt geen specifiek beheer. Wel is het uiterst belangrijk externe invloeden zoals ontwatering, eutrofiëring en betreding tegen te gaan. Deze verstoringen veroorzaken in de eerste plaats het stilvallen van de actieve veenvorming (zie ook habitattype 7120). Door verdroging en aanrijking met voedingstoffen (bv. door oppervlaktewaterafspoeling, overstroming, brand, atmosferische depositie) zal er vergrassing (>10%) en verruiging (>1%) optreden. Ontwateren van de onderliggende grondwaterlaag zal verzakkingen van het maaioppervlak tot gevolg hebben. Betreding is zeer schadelijk voor de vegetatie.
Foto: www.synbiosys.alterra.nl, J.A.M. Janssen