“Jeneverbesstruwelen”
Jeneverbesstruwelen worden in Vlaanderen beschouwd als een onderdeel van een heidevegetatie. Ze komen zeer verspreid voor in de Kempen op een kalk- en voedselarme bodem. Jeneverbesstruiken kennen een trage groei en bereiken een maximale hoogte van 5meter. Hun ondergroei bevat kensoorten van heischrale graslanden(habitattype 6230), droge heide (habitattype 4030) of bossen en is zeer rijk aan mossoorten.
Flora
Jeneverbes (Juniperus communis)
Struikhei (Calluna vulgaris), Brem(Cytisus scoparius), Gewone dophei (Erica tetralix), Stekelbrem (Genista anglica), Kruipbrem (Genista pilosa), Borstelgras (Nardus stricta), Blauwe bosbes (Vaccinium myrtillus)
Beheer
De belangrijkste beheerdoelstelling is het tegengaan van bosvorming en verruiging met instandhouding van het struweel. Dit is mogelijk met een gepast maai- en plagbeheer. Rond de struiken wordt een cirkelvormige zone geplagd om nieuwe kiemruimte te voorzien (optimaal in los zand). Bij het plaggen wordt de bovenste bodemlaag (0 tot 5cm, mineraalrijk) verwijderd. De plagdiepte is zeer specifiek: bij te ondiep plaggen komt de humuslaag aan het oppervlak met vrijstelling van voedingstoffen tot gevolg, te diep plaggen zal de zaadvoorraad beschadigen. Onregelmatige extensieve begrazing met schapen.
© Valerie Vandenabeele
Foto: Valerie Vandenabeele