“Ruigtes en Boszomen”
Dit habitattype omvat ruigten langs waterlopen (natte ruigten) en voedselrijke boszomen (meestal op drogere stukken). Dit wordt weergegeven op onderstaande figuur. Natte ruigten en goed ontwikkelde boszomen zijn zeer tot uiterst zeldzaam in Vlaanderen. Ze komen verspreid voor o.a. in de vallei van de Grote Nete en de Drie Beken. De vegetatie bestaat uit kruiden en grassen die ’s winters afsterven en een dikke , voedselrijke strooisellaag kunnen vormen. Ze ontwikkelen op neutrale altijd natte of vochthoudende leem of kleibodems. Doordat de ruige vegetatie niet of zeer onregelmatig wordt gemaaid zijn vele insecten op deze ruigten aangewezen voor hun voortplanting en herbergt de vegetatie een grote faunistische diversiteit (voornamelijk zeldzame sprinkhanen spinnen, nachtvlinders).
©Inbo, LannooCampus
Flora
Sleutelsoorten: Blonde zegge (Carex hostiana), Blauwe zegge (Carex panicea), Vlozegge (Carex pulicaris), Spaanse ruiter (Cirsium dissectum), Karwijselie (Selinum carvifolia), Zaagblad (Serratula tinctoria), Blauwe knoop (Succisa pratensis), Geel schorpioenmos (Hamatocaulis vernicosus)
Nevensoorten: Teer guichelheil (Anagallis tenella), Bevertjes (Briza media), Bleke zegge (Carex pallescens), Herfsttijloos (Colchicum autumnale), Moerasstreepzaad (Crepis paludosa), Bosorchis (Dactylorhiza fuchsii), Vleeskleurige Rodwell orchis (Dactylorhiza incarnata), Moeraswespenorchis (Epipactis palustris), Ruw walstro (Galium uliginosum), Grote muggenorchis (Gymnadenia conopsea), Paddenrus (Juncus subnodulosus), Addertong (Ophioglossum vulgatum), Pijpenstrootje (Molinia caerulea), Parnassia (Parnassia palustris), Welriekende nachtorchis, (Platanthera bifolia), Tormentil (Potentilla erecta), Betonie (Stachys officinalis), Kleine valeriaan (Valeriana dioica)
Beheer
Gezien natte ruigten en boszomen voorkomen in smalle strookvormige vegetaties worden ze in de meeste gevallen niet als een apart type beschouwd en beheerd. De beheersmaatregelen sluiten dus meestal aan bij die van het naburig gelegen habitattype (meestal grasland of bos). Specifieke maatregelen zijn voornamelijk een cyclisch maaibeheer ( om de 2 tot 5 jaar), extensieve of gestuurde begrazing (om de 2 tot 3jaar) en een regelmatig kapbeheer. Veel voorkomende oorzaken van eutrofiëring met soortenverlies tot gevolg zijn herbiciden gebruik en achtergebleven maaisel. Natte ruigten zijn gevoelig voor verdroging door drainage, eutrofiëring of bedijkingen.
Foto: ecopedia.be