Dit habitattype omvat verschillende subtypes die in Vlaanderen verspreid tot zeer zeldzaam voorkomen.
• Goudveil-Essenbossen
Komen voor op (zand)lemige bodem aan bronbeken vooral in reliëfrijke gebieden van het Brabants destrict . Sleutelsoorten zijn o.a. Hangende zegge en Veldkers
• Beekbegeleidend Vogelkers-Essenbossen en Essen-lepenbossen
Komen voor op zones die periodisch kunnen overstromen, meestal langs waterlopen of grote rivieren. Het bevat een rijke boomlaag (voornamelijk Es) en typische voorjaarsflora. Oud-bosbestanden zijn zeer zeldzaam.
Struiklaag: Aalbes (Ribes rubrum), Vogelkers (Prunus padus), Zwarte bes (Ribes nigrum)
Kruidlaag: Slanke sleutelbloem (Primula elatior), Daslook (Allium ursinum), Dotterbloem (Caltha palustris), Speenkruid (Ranunculus ficaria), Bloedzuring(Rumex sanguineus), Boswederik (Lysimachia nemorum), Eenbes (Paris quadrifolia), Grote keverorchis (Listera ovata), Gele anemoon (Anemone ranunculoides), Reuzenzwenkgras (Festuca gigantea), Bosgeelster (Gagea lutea), Groot springzaad (Impatiens noli-tangere), Bosmuur (Stellaria nemorum), Hondstarwegras (Elymus caninus), Kleine kaardenbol (Dipsacus pilosus), Vingerhelmbloem (Corydalis solida)
Boomlaag: Zwarte els (Alnus glutinosa), Es (Fraxinus excelsior), Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), Hazelaar (Corylus avellana)
• Elzenbroekbossen
Zeldzaam. Bossen komen voor op venige bodems of valleigebieden, met vaak langdurig stagnerend oppervlaktewater. De vegetatie bestaat uit verspreide Zwarte elzen in een moerassige zone. De bodem blijft vochtiger in de zomer dan de Volgelkers-essen-bossen. Kensoorten hangen af van de nutriëntenrijkdom: (van rijk naar arme bodem):
Kruidlaag: Moeraszegge (Carex acutiformis), Oeverzegge (Carex riparia), Moerasspirea (Filipendula ulmaria), Gele lis (Iris pseudacorus), Riet (Phragmites australis), Rietgras (Phalaris arundinacea), Geel nagelkruid (Geum urbanum), Pinksterbloem (Cardamine pratensis), Hop (Humulus lupulus), Bitterzoet (Solanum dulcamara), Drienerfmuur (Moehringia trinervia), Gele dovenetel (Lamium galeobdolon), Dauwbraam (Rubus caesius) Moesdistel (Cirsium oleraceum), Wolfspoot (Lycopus europaeus), Reuzenpaardenstaart (Equisetum telmateia), Dotterbloem (Caltha palustris), Muskuskruid (Adoxa moschatellina), Speenkruid (Ranunculus ficaria) Elzenzegge (Carex elongata), Moerasvaren (Thelypteris palustris), Moerasviooltje (Viola palustris), Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia), Zwarte bes (Ribes nigrum) Koningsvaren (Osmunda regalis)
Struiklaag: Aalbes (Ribes rubrum)
Boomlaag: Zwarte els (Alnus glutinosa), Zachte berk (Betula pubescens),Ruwe berk (Betula pendula), Grauwe wilg (Salix cinerea), Geoorde wilg (Salix aurita), Kruipwilg (Salix repens), Es (Fraxinus excelsior)
• Zachthoutooibossen
Zeldzaam. Kenmerkend voor deze bossen zijn de langdurige overstromingen vooral tijdens het winterhalfjaar. De climaxvegetatie bevat hoog uitgroeiende Wilgen met als karakteristieke soort de Schietwilg. In de kruidlaag komen voornamelijk moerassoorten voor.
Boom- en Struiklaag: Duitse dot (Salix dasyclados), Amandelwilg (Salix triandra)Kruidlaag: Spindotterbloem (Caltha palustris var. araneosa), Bittere veldkers (Cardamine amara), Moesdistel (Cirsium oleraceum)
© Valerie Vandenabeele
Beheer
Door de hoge kwetsbaarheid is het beheer moeilijk te combineren met een economisch rendabel bossysteem. Het is voornamelijk gericht op het behouden van een goede oppervlakte- en grondwater kwaliteit en de natuurlijke overstromingsdynamieken (bv. verbreden van greppels, plaatsen van kleine stuwen, regenwater afvoeren om verzuring te voorkomen, verlagen van dijken) Door verdroging, bv ten gevolge van waterwinning, zal er verruiging optreden met soortenverlies tot gevolg. Door de natte bodem is begrazing niet geschikt. Daarnaast streeft men naar het behoud en de ontwikkeling van de typische en soortrijke kruidlaag (zie sleutelsoorten) en een bosstructuur met een gevarieerde boomsoortensamenstelling en voldoende dood hout (4-10%).
Foto’s: Valerie Vandenabeele