Dit bostype is dominant aanwezig in vrijwel alle grote loofboscomplexen in de leemstreek van Oost-Brabant en Limburg. Ook elders in Vlaanderen is het type aan te treffen vooral op valleibodems, depressies en zones grenzend aan rivier- en beekgeleidende bossen (alluviale bossen). In mindere maten is het ook terug te vinden in plateau- en hellingbossen. De boomlaag wordt gedomineerd door eik. Wanneer de bodem voldoende vochtig is om beuk als dominante boom toe te laten, behoren tot habitattype 9120(Atlantische zuurminedende beukenbossen) of 9130(Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum). Dit habitattype bevat een belagrijk deel van de monumentale bomen (omtrek groter dan 3meter) in Vlaanderen en is o.a. zeer belangrijk voor verschillende vogelrichtlijnsoorten (Zwarte specht, Middelste bonte,Wespendief.).
Flora
Sleutelsoorten: Ruwe smele (Deschampsia cespitosa), Smalle stekelvaren (Dryopteris carthusiana), Mannetjesvaren (Dryopteris filix-mas), Witte klaverzuring (Oxalis acetosella),Aardbeiganzerik (Potentilla sterilis)
Nevensoorten: Kruidlaag: Daslook (Allium ursinum), Eenbes (Paris quadrifolia), Gevlekte aronskelk (Arum maculatum), Boszegge (Carex sylvatica), Heelkruid (Sanicula europaea), Donkersporig bosviooltje (Viola reichenbachiana), Bleeksporig bosviooltje (Viola riviniana), Gladde witbol (Holcus mollis), Bosanemoon (Anemone nemorosa), Groot heksenkruid (Circaea lutetiana), Bosgierstgras (Milium effusum), Ruige veldbies (Luzula pilosa), Gewone salomonszegel (Polygonatum multiflorum), Gele dovenetel (Lamium galeobdolon), Dauwbraam (Rubus caesius), Slanke sleutelbloem (Primula elatior), Muskuskruid (Adoxa moschatellina), Drienerfmuur (Moehringia trinervia), Eenbloemig parelgras (Melica uniflora), Kleine maagdenpalm (Vinca minor), Echte valeriaan (Valeriana repens), Grote muur (Stellaria holostea), Bosbingelkruid (Mercurialis perennis)
Struik- en Boomlaag: Zomereik (Quercus robur), Wintereik (Quercus petraea), Quercus x rosacea, Haagbeuk (Carpinus betulus), Winterlinde (Tilia cordata), Es (Fraxinus excelsior), Beuk (Fagus sylvatica), Zoete kers (Prunus avium), Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), Grauwe abeel (Populus canescens), Spaanse aak (Acer campestre), Aalbes (Ribes rubrum), Wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus), Gewone vlier (Sambucus nigra), Boswilg (Salix caprea), Ruwe berk (Betula pendula), Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia), Hazelaar (Corylus avellana)
Fauna
Dit bostype is in Vlaanderen zeer belangrijk voor de vogelrichtlijnsoorten Rode wouw en Middelste bonte specht. Het dood hout biedt een geschikte woonplaats voor het Vligend hert en diverse vleermuissoorten. De open plekken vormen een leefgebied voor de Hazelmuis en talrijke vlindersoorten. Ook voor de vuursalamander is dit habitattype zeer balangrijk.
Beheer
Veelal volstaat een klassiek en duurzaam hooghoutbeheer dat rekening houdt met de natuurlijke karakteristieken en vereisten van het bostype. In kwetsbare zones of gebieden met rijke uitgangssituatie is een aangepast beheer echter wel noodzakelijk. Maatregelen hiervoor zijn o.a. een open-plekken-beheer, zoom- en mantelbeheer (kruidvegetatie in bosrand) en bestrijding van exoten.
De schaal van de beheeringrepen dient zo klein mogelijk te worden gehouden zodat een ongelijkjarig bos ontstaat bomen van verschillende leeftijdscategorieën) bv. door houtkap in kleine groepen, met behoud of aanvoer van voldoende dood hout (4-10%) . Er wordt gestreefd naar een gemengd bestand met behoud van inheemse soorten in de struiklaag. Lemige bosdems zijn zeer gevoelig voor verdichting zodat de exploitatie hiermee rekening dient te houden. Begrazing is weinig tot ongeschikt. Recreatieplanning met zonering is noodzakelijk.
Foto: Lionel Wiball (DGARNE)