Foto: Staffan Kyrk
Heikikker (Rana arvalis)
Classificatie: amfibieën, bruine kikkers
Statuut: bijlagesoort habitatrichtlijn, redelijk zeldzaam
Lengte: 55-60 mm
Gewicht: 20-30 g
Uiterlijk: rug lichtbruin, bijna geel, tot donkerbruin of grijs met lichte streep, van de anus tot voorbij de ogen en 2 ruglijststrepen. Buik lichtgrijs tot wit. Zeer contrastrijk patroon. Grote harde graafknobbel.
Verspreidingsgebied: Noord-Frankrijk tot de poolcirkel, België tot midden Rusland.
Leefgebied: vochtige heidegebieden met veenvorming en in hoog- en laagveengebieden, vaak enigszins zure en voedselarme wateren, vochtige schraalgraslanden, duinvalleien en bosranden. Aanwezigheid van laag struweel en hoge kruidige gewassen van belang.
Levenswijze: maart – juni in voortplantingswateren, in de zomer op het land tot 1 km van het water. Larven en juvenielen zijn dagactief, kikkers zijn nachtactief, in de paartijd ook overdag. Winterslaap op het land.
Voeding: larven leven van algen en dood plantmateriaal; juvenielen van kleine prooidieren zoals mijten; volwassenen van wormen en insecten zoals kevers en vliegen.
Voortplanting: piek van de koor/paaractiviteit in maart. Mannetjes kleuren voor enkele dagen licht- tot felblauw. Vrouwtjes produceren een grote klomp kikkerdril in ondiepe water van oeverzone of op drijvende vegetatie.
Ontwikkeling: larven komen na enkele dagen uit en verblijven in het voortplantingswater tot ze na 2-3 maanden metamorfoseren.
Beheer: zorgen voor goede en stabiele waterkwaliteit en -peil, behouden van dichte zonbeschenen watervegetatie op vlakke oeverzones, gefaseerd in tijd en ruimte ruimen van de wateren. Zorgen voor gevarieerd en voldoende vochtig landbiotoop met hoge waterstand.
Foto: Christian Fischer