Foto: L.B. Tettenborn
Gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis)
Classificatie: Libel, familie der korenbouten
Statuut: Bijlage II en IV van de habitatrichtlijn, in België met uitsterven bedreigt
Herkenning: Achterlijf zwart met lichtere vlekken (geel, rood of bruinrood, afhankelijk van geslacht en leeftijd). Deze vlekken zijn groot en beslaan bijna de gehele bovenzijde van de segmenten. De volwassen lichaamslengte is 32-39 mm; de larve is 19-23 mm lang.
Levenswijze: Jonge gevlekte witsnuitlibellen vliegen weg van het water en zijn te vinden op allerlei beschutte plekken. Larven leven tussen waterplanten in de verlandingszone en overwinteren twee keer. Uitsluipen gebeurt van eind april tot eind juni, maar vooral in mei en begin juni.
Vliegtijd: De vliegtijd van de gevlekte witsnuitlibel is van eind april tot en met eind juli, met een piek in mei en de eerste helft van juni.
Voortplanting: Geslachtsrijpe mannetjes bezetten zitposten aan de waterkant en verjagen andere mannetjes die in de buurt komen. Voorbijvliegende vrouwtjes worden direct ge- grepen voor de paring. Het vrouwtje zet de eitjes al vliegend af, op plaatsen met veel waterplanten.
Leefgebied: Verlandingszones in laagveenmoerassen en vegetatierijke vennen en duinplassen.
Voeding: In het beginstadium van de larve worden zeer kleine prooien gegeten zoals zoöplankton. De larven in latere stadia prefereren grotere prooien, bestaande uit een breed gamma aan macro-invertebraten.
Beheer: Heldere en visvrije waterkolom voorzien van op- gaande vegetaties, riet of andere helofyten aan de oever.