“Hardhoutooibossen”
Dit Habitattype komt in Vlaanderen enkel voor in de bedding van de Maas en mag niet verward worden met de gelijkaardige alluviale bossen in de Schelde- en Ijzervallei, die behoren tot het Essen-lepenbos(Habitattype 91E0). Het ontwikkelt zich op hogere zandige tot kleirijke oeverwallen van rivieren met een sterke waterdynamiek. De bodem is goed gedraineerd en ondervindt typische lange winterse overstromingen.
Flora
Sleutelsoorten:
Kruidlaag: Gele monnikskap (Aconitum lycoctonum), Slangenlook (Allium scorodoprasum),
Gele anemoon (Anemone ranunculoides), Vingerhelmbloem (Corydalis solida), Kleine kaardenbol (Dipsacus pilosus), Hondstarwegras (Elymus caninus), Bosgeelster (Gagea lutea),Sneeuwklokje (Galanthus nivalis), Gewone vogelmelk (Ornithogalum umbellatum)
Nevensoorten
Boom- en Struiklaag: Es (Fraxinus excelsior), Zomereik (Quercus robur), Quercus x rosacea, Gladde iep (Ulmus minor), Ruwe iep Fladderiep (Ulmus laevis), Vogelkers (Prunus padus), Meidoorn (G) (Crataegus), Ratelpopulier (Populus tremula), Zwarte populier (Populus nigra), Haagbeuk (Carpinus betulus), Gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus), Schietwilg (Salix alba), Gelderse roos (Viburnum opulus), Rode kornoelje (Cornus sanguinea), Wilde kardinaalsmuts (Euonymus europaeus), Wilde liguster (Ligustrum vulgare), Boswilg (Salix caprea), Gewone vlier (Sambucus nigra), Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia)
Kruidlaag: Bosanemoon (Anemone nemorosa), Look-zonder-look (Alliaria petiolata), Klimopereprijs (Veronicahederifolia),Gevlekte aronskelk (Arum maculatum)
Fauna
Dit bostype vormt een geschikte broedplaats voor de Nachtegaal, de Wielewaal, Roodmus en de Blauwborst. De bossen worden daarnaast nog gekenmerkt door een rijke insecten- , spinnen- en slakkenfauna. Op Wilgen en elzen leven een groot aantal dag- en nachtvlinders (bv. de bedreigde Grote weerschijnvlinder).
Beheer
Door de hoge kwetsbaarheid en zeldzaamheid van de vegetatie is het beheer moeilijk te combineren met een multifunctioneel bossysteem. Middelhout- hakbeheer (beperkt aantal hoog uitgroeiende bomen worden behouden) of nietsdoen-beheer zijn het meest geschikt. Zo streeft men naar het behoud en de ontwikkeling van de typische en soortrijke kruidlaag in een bosstructuur met gevarieerde boomsoortensamenstelling en voldoende dood hout (4-10%). Door verdroging, bv ten gevolge van waterwinning, zal verruiging optreden met soortenverlies tot gevolg. Extensieve begrazing in mogelijk in succesiestadia (ontstaan of overgaan naar een andere levensgemeenschap) op rijkere ondergrond.
Foto: Lionel Wibail